Wat is brandschilderen ?Het brandschilderen is al een oude monumentale kunstvorm, waarbij voorstellingen worden samengesteld uit stukken blank en/of gekleurd glas, die naar een bepaalde, vereiste vorm worden gesneden. Door het beschilderen van de stukken glas en het inbranden van de verf wordt een buitengewone kleurenrijkdom van ongekende levensduur verkregen.
Door de loodstaven, die meestal de contouren van de hoofdvorm uitmaken, wordt het geheel bij elkaar gehouden. Van de werktekening is van te voren een calque gemaakt, op goed doorzichtig calqueerpapier, waarop alle contouren, ornament of figuren zijn overgenomen. Deze calque wordt op de glasplaat gelegd en de te beschilderen stukjes glas, die volgens de "sjablonen" in hun vorm zijn gesneden, komen op hun plaats er boven op te liggen. Het doorvallend licht maakt het nu mogelijk de contouren van de figuren en eventueel ornament met een penseel met glasschilderverf op het glas over te nemen, als het ware te calqueren. De glasschilderverf (grisailles), bestaat uit een mengsel van fijn gemakkelijk smeltbaar glaspoeder en metaaloxyden, die met een vluchtig bindmiddel, bv. azijn of Arabische gom en water, worden aangemaakt tot een verwerkbare verfstof, waarmee men van uiterst licht tot volkomen ondoorzichtig zwart kan schilderen. Aan de andere glaszijde kunnen nog zilveroxyde en émailverven in verschillende kleuren worden verwerkt. Omdat deze en bovengenoemde verven elkaar bij het branden niet verdragen, moeten de laatste aan de andere zijde worden aangebracht. Zijn deze kleuren droog, dan kan de glasschilder de kleur, waar hij dat nodig acht, lichter maken of nuanceren, door de overtollige verf weg te nemen. Eerst door bv. met de vinger te wrijven of met een kortharig penseel, zg. lionskwastje, daarna met fijnere penselen of met een scherp aangepunt houtje. Een soort raderen dus, waardoor die plaatsen meer transparant worden, daar het oorspronkelijke glas te voorschijn komt. Als de beschildering gereed is moet de opgebrachte verf in een gas- of electrische oven ingebrand worden. Daarvoor legt men de stukjes glas op in de oven passende ijzeren platen. Het glas komt op een laagje gezeefd gips of krijt te liggen in één tot vier lagen op elkaar, doch telkens met een laag gips of krijt er tussen om te voorkomen, dat het glas op of aan elkaar zal bakken. De oven en ook de ovendeur is van binnen geheel bekleed met vuurvaste steen, want een oventemperatuur van 500 a 600° Cel. is nodig om het glas tot week worden toe te verhitten, opdat de verf zich innig er mee zal verenigen en de kleur één met het glasoppervlak wordt. Door deze ineensmelting is de kleur niet meer of heel moeilijk en dan alleen door slijpen, te verwijderen. Bij electrische ovens is meestal een temperatuurmeter aanwezig of men plaatst evenals bij de gasovens voor het kijkgat in de ovendeur twee zg. "wachtertjes" of "wekkers", één aan de voor- en één aan de achterkant. Zo'n wachtertje bestaat uit een reepje glas, dat aan de uiteinden op een paar andere stukjes glas rust, dus een soort bruggetje vormt. Zodra de juiste temperatuur is bereikt zullen deze wachtertjes doorzakken, wat door het kijkgat is waar te nemen. De gaskraan moet dan gesloten of de electrische stroom uitgeschakeld worden. De ervaren glasbrander ziet echter door het kijkgat wanneer het glas voldoende "gaar" is, het staat dan roodgloeiend. Vroeger gebruikte men houtskoolovens, die zo ingericht waren, dat een vulling houtskool juist voldoende was om het glas "gaar" te stoken. Na ± 24 uur is de oven en het glas voldoende afgekoeld en kan het uit de oven worden gehaald. De stukjes glas gaan nu, na reiniging, naar het glas-in-lood atelier terug, waar zij in het lood worden gevat dat aan één kant wordt gesoldeerd. Voordat het paneel aan de andere kant wordt vastgemaakt, wordt het eerst op de lichtbak of voor een lichtraam geplaatst en door de glasschilder in zijn geheel beoordeeld. Blijken er stukjes bij te zijn, die niet geheel voldoen, dan kunnen deze er nog worden uitgehaald en opnieuw worden geschilderd en ingebrand, wat meestal in een klein inbrandoventje geschiedt. Vervolgens gaat het raam naar de glas-in-loodzetter, die nu de tweede kant soldeert en het geheel afwerkt zoals hiervoor bij de vervaardiging van een glas-in-loodraam is omschreven. Bron: Glas en marmer (H. Trossel, uitgeverij "Ons Huis", Utrecht) |
|